Home > Oezbekistan > In de voetsporen van Marco Polo > Reisverslag dag 37
28 april - 1 juli 2012 (65 dagen)
In een uurtje of vijf rijd ik naar de hoofdstad van Oezbekistan, Tashkent. Vandaag wordt in Tashkent de interlandwedstrijd tussen Oezbekistan en Iran gespeeld voor het wereldkampioenschap in 2014 in Brazilië. Het word mij alleen niet duidelijk wanneer de wedstrijd precies gespeeld wordt. In hoor tegenstrijdige berichten van 's middags tot 's avonds. Als ik rond het middaguur in het luxe Uzbekistan Hotel arriveer, helpt een ober mij uit de brand. De wedstrijd wordt vanavond om 19:00 gespeeld in het stadion bij de oude stad. Volgens hem is de wedstrijd volledig uitverkocht. Hij weet niet of er nog ergens kaarten te krijgen zijn.
Omdat ik maar één middag in Tashkent ben, ga ik snel op pad om nog iets van de stad te zien. Ik neem een taxi naar het Plov Center. Plov (of pilaf) is het nationale gerecht van Oezbekistan. Een eenpansgerecht met rijst en lam. In het Plov Center komen Oezbeken om plov te eten voor de lunch. Ik ga aan een tafel zitten en bestel een bord plov. Ik wandel weer verder naar de oude stad. Bij de weg steek ik mijn hand op voor een taxi. Direct stop er een jongen met een particuliere auto. Hij wil mij wel naar de oude stad rijden voor een kleine vergoeding. Ik stap uit bij de Chorsu bazaar. In de markthal onder een grote groene koepel wordt fruit en groente verkocht. In de straten rond deze markthal zijn vele kleine winkeltjes te vinden met uiteenlopende spullen. Ik ga naar de Kukeldash madrassa, in deze wijk. Ik betreed de bijzondere binnentuin. In de schaduw op het gras zit een oude man. Hij wenkt mij. Uit zijn gebaren begrijp ik dat hij wil weten waar ik vandaan kom. Zijn Russisch of Oezbeeks versta ik niet. Hij pakt mij bij de arm en laat mij de madrassa zien. Hij laat mij de leslokalen, de keuken en het restaurant zien. Alles wordt onafgebroken toegelicht in onverstaanbaar - ik denk - Russisch. Ik vraag mij af of hij überhaupt door heeft dat ik er niets van versta. Hij leidt mij een studentenkamer in. Hier zijn twee jongens aan het studeren. Tot mijn opluchting spreken zij wel Engels.
Zij oefenen met kaligrafie. Speciaal voor mij schrijven ze mijn naam in kaligrafie in het Arabisch. Ik voel mij oprecht vereerd. Ook leggen ze mij uit hoe ik bij het voetbalstadion kan komen. Of er kaarten beschikbaar zijn durven ook zij niet te zeggen. Ik ga op weg naar het voetbalstadion. Bij een toegangshek vraag ik een agent of dit de ingang is. "Heb je een ticket?", vraagt hij. Hij kan voor mij wel een ticket regelen, maar wel met een kleine opslag. Even later sta ik met een kaartje voor de wedstrijd Oezbekistan - Iran in mijn handen. Ik heb omgerekend twaalf euro betaald. Dat is maar drie keer over de kop. Terwijl de agent en handelaar achter mij de winst verdelen, loop ik naar het stadion. Ik tref een indrukwekkende politiemacht voor de ingang. Overal zie ik Mobiele Eenheid. Iedereen wordt tegengehouden. Als de agenten mij zien, wordt er een uitzondering gemaakt. Ik mag via de zijkant doorlopen. Mijn fles water moet ik wel inleveren. Honderd meter verder is een tweede politiekordon. Er wordt geduwd en getrokken. Er hangt een gespannen sfeer. Ook bij de agenten. Voordringen zit er hier niet in. Een Oezbeek naast mij probeert voorrang voor mij te vragen bij de agenten, maar krijgt alleen een boze blik. Toch helpt het iets. Als er weer enkele mensen doorgelaten worden, gaat mijn kant eerst. Ik wijs de jongen aan dat hij met mij is. Hij mag er ook in. Hij fluistert "Thank you" in mijn oor. Ik ben in het stadion.
Ook hier overal politieagenten. Het stadion heeft maar 8.000 zitplaatsen. Ik schat dat er zo'n 800 man politie op de been is. Bizar. Zelf hoef ik niet naar mijn plek te zoeken. Veel van de agenten tonen hun hulpvaardigheid en wijzen mij van agent naar agent tot ik op mijn plek zit. Er zijn hier duidelijk weinig buitenlanders. Naast mij zit ook een agent. Hij moet tussen het publiek de mensen in de gaten houden. De jonge agent kijkt apetrots naar zijn collega's beneden, dat hij naast mij zit. Het stadion is volledig uitverkocht. Op de tribune is het feest. Verschillende supporters hebben hun gezicht in de Oezbeekse kleuren geschilderd. Een jongen met de vlag om zijn schouders zet het Oez-Be-Ki-Stan in. De hele tribune schalt het na op het ritme van de grote trom. Als ik mijn Oezbekistan sjaaltje toon aan de supporters gaat een luid gejuich op. Na de volksliederen wordt een tribune grote vlag over het publiek getrokken. Dit moet een bijzonder gezicht zijn vanaf de overzijde en op televisie. Iran start sterk. In de eerste tien minuten hebben zij al enkele kansen. Als Oezbekistan zich herstelt, herstelt het publiek zich ook. Ieder balcontact wordt aangemoedigd als een kansrijke positie. Echt hoogstaand is de wedstrijd niet te noemen. De bal gaat van links naar rechts zonder echt in de buurt van het doel te komen. Op de tribune is het feest er niet minder om. Oezbekistan krijgt twee goede kansen, maar vergeet te scoren. Iran doet dit, tegen de verhoudingen in, in de allerlaatste minuut wel. Het voelt of ik verloren heb. Teleurgesteld loop ik met de supporters het stadion uit op zoek naar een taxi.