Home > Azerbeidzjan > Van Amsterdam naar Tokyo > Reisverslag dag 28
1 mei 2016 - 8 augustus 2016 (100 dagen)
We willen vandaag het gemiste stukje van gisteren inhalen om toch vanavond nog in Baku aan te komen. Hopelijk halen de motorrijders dit vandaag ook. Het ontbijt is vanaf acht uur. Om klokslag acht uur zitten we in de ontbijtzaal. De auto is dan al gepakt. Na het ontbijt rijden we naar Qak. In het begin is de weg nog goed, maar al snel is er niets meer dat aan een vroegere verharde weg herinnert. We rijden van kuil tot kuil. Net voor Qak wordt aan de weg gewerkt. Dit is geen overbodige luxe. Voor ons wel lastig want in plaats van de omleiding rijden we het nieuwe baanvak op. Wegwerkers beginnen direct allemaal te wuiven en te wijzen. Niets is aangegeven. Vanaf Qak is de weg weer prima. Prima voor Azerbeidzjaanse begrippen. Even na tien uur rijden we Sheki binnen. In Sheki staat het zomerpaleis van koning Sheki Khans binnen de muren van het fort. We parkeren onze auto bij het fort en wandelen onder de poort door. Links en rechts roepen dames of we de musea willen bezoeken. Dit doen we niet. Bij het paleis moeten we wachten op de eerstvolgende rondleiding. De rondleiding is volledig in het Azerbeidjaans.
Er is geen touw aan vast te knopen. Gelukkig hebben we vooraf de beschrijving in de Lonely Planet gelezen. Hierdoor weten we dat het gebouw in 1797 gebouwd is en het mooiste voorbeeld is van de traditionele Azerbeidzjaanse architectuur. De schoolkinderen die ook in onze groep zitten, vinden onze aanwezigheid wel spannend. Giebelend hebben ze het over ons. In de 18de eeuwse karavanserai, net buiten de muren van het fort, drinken we koffie. Vroeger bood de karavanserai bescherming aan rondtrekkende handelskaravaans op de zijderoute. Tegenwoordig is er een hotel in gevestigd. Dan is het tijd om kilometers te gaan maken. We moeten nog zo'n driehonderd kilometer afleggen vanaf hier. Eerst rijden we oostwaarts. Daarna slaan we af naar het zuiden naar Yevlax. Hier komen we op de M3 snelweg. Een prima vierbaansweg. Vrachtwagen rijden overbeladen met strobalen. De bovenste laag steekt meters uit. Wegwerkers zijn gewoon in de middenberm aan het werk, terwijl het verkeer met 100 voorbij rijdt. En als er al een rijbaan afgezet is, wordt dit niet vooraf aangekondigd. Ook hier blijft het goed oppassen. Wel houdt iedereen zich opvallend aan de maximum snelheid. Overal hangen camera's. Het is alleen niet altijd duidelijk voor ons wat de maximale snelheid precies is. Gewoon een beetje aanpassen aan de Azerbeidzjanen. Bij een wegrestaurantje stoppen we voor een lunch.
Of we Russisch spreken? Eh nee. We wijzen twee bijna leeggegeten schalen aan op een tafel naast ons. De mannen gebaren dat het een goede keuze is. Een man vertaalt met zijn telefoon dat het worstjes, tomaat en ei bevat. Prima. Bij iedere hap lijkt iedereen te kijken of we het lekker vinden. In de namiddag komen we bij de Kaspische zee. Ik realiseer me dat ik nooit eerder de Kaspische zee gezien heb. Ten zuiden van het plaatsje Gobustan liggen moddervulkanen. Het is leuker dan het klinkt, schrijft de Lonely Planet. Op goed gelukt nemen we een afslag enkele kilometers voor Gobustan. Dit blijkt een afslag naar een vliegveldje te zijn. Hier zal het wel niet zijn. Na navraag bij een taxi-chauffeur blijkt het op een berg in de verte te zijn. Als jullie hier het onverharde pad nemen, dan kom je er vanzelf. Zou het echt? Waarschijnlijk is dit niet de locatie die de Lonely Planet beschrijft, maar in Azerbeidzjan zijn meer dan 800 moddervulkanen. We zien wel waar we uitkomen. Het weggetje leidt door een rotsachtige en zanderige verlaten omgeving. Er is niets of niemand te zien. Wanneer we redelijkerwijs niet verder kunnen met Brutus, klimmen we het laatste stukje de berg op. Er is geen moddervulkaan te zien, te horen of te ruiken. Pas als we het laatste bergje opklimmen, staan we aan de rand van een borrelende modderpoel. Wat bijzonder en onverwachts dat het hier toch nog ligt. Een stukje verder liggen meerdere poelen. Met onze handen maken we een geultje in de rand. De vloeibare modder stroomt uit de kom naar beneden. Grappig. Net als we in willen stappen om naar Baku te rijden, gaat de telefoon. Milko heeft problemen met zijn uitlaat en staat in Baku bij een garage. Wij rijden daar ook naar toe. Ali, de eigenaar van de garage, is een aardige vent. Hij helpt met alles. Hij regelt dat de motoren schoon gemaakt worden, dat de banden gewisseld worden, helpt ons aan een hotel en heeft ook informatie over de boot voor morgen. Hij geeft een nummer dat we morgenochtend moeten bellen vanaf tien uur. Daarna kunnen we de tickets kopen in het centrum van Baku. De motorrijders zijn nog wel even bezig bij de garage. Wij rijden naar het hotel.